donderdag 31 mei 2012

Support voor de kraam?

Vandaag had ik een exemplaar van het blad ‘Kraamsupport’ in de brievenbus. Ik was verbaasd, want ik had er deze keer geen bijdrage aan geleverd. De vorige keer stond er wél een stuk van mijn hand in. Ik had namelijk gereageerd op de recensie van de Stichting Wiegedood aangaande ‘Slapen met je baby’. Dat is de Nederlandse vertaling van ‘Sleeping With Your Baby’ die ik vorig jaar heb uitgebracht. Ik zou van dat nummer een presentexemplaar ontvangen, maar dat duurde nogal lang. Bij navraag zegde de redacteur toe me een exemplaar te sturen. Dat deed ze ook, maar intussen kreeg ik tóch al een aan mij geadresseerd exemplaar. In het plastic waarin het blad was verpakt, zat een monster van kunstmatige zuigelingenvoeding…! Was dit hetzelfde blad waarvoor ik een tijd geleden met een paar collega’s een stuk over de internationale WHO-code had geschreven? Was de boodschap niet blijven hangen…? Nee, de boodschap bleek inderdaad niet tot principiële keuzes te hebben geleid: hoofdsponsoren van het blad zijn nog altijd twee grote fabrikanten van kunstmatige zuigelingenvoeding. Een paar dagen later kwam er nóg een presentexemplaar. Dit zat niet in plastic, maar in een handgeschreven enveloppe… zonder monster en met onvoldoende frankering. Nu was de situatie dus als volgt: ik had, na een onzorgvuldig geschreven recensie over een boek dat sommigen liever niet hadden zien verschijnen, een reactie gegeven en nadat ik eerst een monster van kunstvoeding had ontvangen, moest ik nu strafport betalen voor een blad dat wordt gesponsord door agressieve marketing plegende, borstvoeding ondermijnende bedrijven. In het blad wordt biologisch en antropologisch normaal gedrag (baby’s die vlak naast of in het bed van hun ouders slapen) afgekeurd en het blad wordt me opgestuurd door een redactie die wéét dat het meezenden van monsters niet in orde is, want speciaal voor mij wordt dat monster verwijderd.

















Vandaag was er een reactie op mijn reactie. Gesteld wordt dat ik niet kan of niet wil inzien dat het helemaal niet meevalt met de risico’s van het coslapen in één bed. De heer Hopmans van de Stichting Onderzoek en Preventie Zuigelingensterfte vertelt dat een kwart van de actuele gevallen van wiegendood zich voordoet in het ouderlijk bed.
Even rekenen… dat betekent dat 75% van de gevallen op een andere locatie plaatsvindt! En wat waren de omstandigheden in de ouderlijke bedden bij die 25%? Dáár zou ik graag meer over weten. En hoe kan het dat de sterftecijfers zo zijn gedaald door rugligging? Dat kan alleen als slapen in een wieg al die tijd een gevaarlijke situatie was. Wat ook niet duidelijk wordt, is in hoeverre het nachtelijk alleen slapen door kinderen mede verantwoordelijk is voor allerlei andersoortige problemen. Er komen steeds meer aanwijzingen dat er lichamelijke en psychische schade ontstaat door de ervaren eenzaamheid.
Dit blad heet ‘Kraamsupport’; krijgen kraamverzorgenden echt support, als ze informatie ontvangen die angst bevordert, die nauwelijks ruimte laat voor uiteenlopende visies op responsief en intuïtief ouderschap en die bovendien wordt omlijst door reclame voor een inferieur voedingsproduct? Stof tot nadenken…

maandag 14 mei 2012

De ontembare vrouw

Vandaag is een bijzondere dag; het is tweeëntwintig jaar geleden dat onze oudste dochter werd geboren. Het is niet alleen de datum, maar ook dezelfde dag van de week, een maandag. Op zondag begonnen de weeën en, onervaren als ik was, besloot ik in bed te kruipen. Niet zo’n goed idee, want dan kan de zwaartekracht niet meer dat broodnodige handje helpen. Nog altijd denk ik dat het daardoor allemaal langer heeft geduurd dan wanneer ik rechtop was gebleven. Toch werd er niet aan me getrokken om dingen anders te doen; ik mocht het zelf beslissen en deed daarmee waardevolle ervaring op voor de volgende keren.
Ons eigen huis, ons eigen vertrouwde bed was de plaats waar onze vier dochters ter wereld kwamen, waar we ze met tranen van ontroering in de oogjes keken en waar ik ze, aanvankelijk onhandig en later bedreven, aan de borst legde, opdat ze met de melk ook mijn moederliefde konden indrinken.

Met de oudste was alles zo nieuw, met de vierde was ik me bewust van hoe kort die eerste periode is waarin ze wezentjes zijn die nog min of meer in een andere wereld verkeren. Ze nemen er ook jou als moeder mee naar toe, als je dat toelaat. Ik weet hoe ik bij de jongste, geboren op de langste dag, uit het slaapkamerraam keek en zag hoe de zonnige wereld haar gang ging. Ik drukte dat lieve kleine slapende meisje nog wat dichter tegen me aan en hoorde beneden het geroezemoes van de andere kinderen met papa aan tafel. Wat een rijkdom, wat een zegen om dat allemaal thuis te mogen beleven, niet als patiënt, maar als vrouw en moeder, in opperste kracht en bloei.

Wat een scherp contrast met dat vredige beeld vormt het pijnlijk misleidende artikel in ‘de Volkskrant’ op 9 mei 2012, waarin de unieke mogelijkheid van de thuisbevalling met de grond gelijk wordt gemaakt als een barbaarse en volledig achterhaalde methode van kinderen baren.
Heeft de schrijfster werkelijk zo weinig meegekregen van alle onderzoeken over de effecten van pijnbestrijding op het ontstaan van de borstvoedings- en de hechtingsrelatie van de moeder met haar pasgeboren baby? Heeft ze niet de geringste kennis over de endocrinologische effecten van oxytocine en endorfinen op de geestelijke toestand van een mens? Heeft ze echt geen idee hoe groot de rol is van de machtsspelletjes en het geldelijke gewin bij het verplaatsen van de gezonde bevalling naar het ziekenhuis? Ennuh… wel eens van epigenetica gehoord?


















Fantastisch, om dan de reactie van Beatrijs Smulders te lezen, een doorgewinterde vakvrouw die pal staat voor haar schitterende beroep! Al die vrouwen die er geen behoefte aan hebben zich zonder noodzaak vrijwillig door de dokter te laten imponeren, die vertrouwen hebben in de kracht en vaardigheid van hun lichaam en de verbondenheid met hun ongeboren kind… zijn die een bedreiging voor de hegemonie van de medische wereld? Ja, natuurlijk zijn ze dat, maar ze zijn een zegen voor hun nageslacht. Was het daar niet om begonnen?

woensdag 9 mei 2012

Kunsttepels

Op dinsdag 1 mei stond er op de Wetenschapspagina van ‘de Volkskrant’ een artikel over het gebruik van de fopspeen. Met wat ik inmiddels weet over orale anatomie hebben zulke stukken mijn gretige belangstelling. Tijdens het lezen ervan raakte ik geërgerd: wat weer een opeenstapeling van onjuiste en incomplete informatie! En wat beroerd ook, dat de redactie zo’n verhaal voor waar aanneemt! Zouden ze nog een andere deskundige hebben gevraagd, iemand die verstand heeft van wat er in de babymond gebeurt als je er met grote regelmaat iets anders in stopt dan wat er in thuis hoort om aan te zuigen… de moederborst?

Het leek erop dat er maar één persoon naar een mening was gevraagd. Nog niet zo lang geleden zei de geïnterviewde in een vergadering: “Waarom kunnen we niet gewoon zeggen ‘flesvoeding’? De term ‘kunstmatige zuigelingenvoeding’ is zo lang en het klinkt ook zo… kunstmatig!” Tsja… is dat niet net het hele probleem van het nageaapte product, dat het kunstmatig is? En hoe moeten we in dat verband een fopspeen bekijken? De essentie van de moederborst is dat die vastzit aan moeder, aan haar warme lijf, dat omhullende armen biedt en een hoofd en hart vol liefde voor dat kleine mensje dat de wereld moet leren kennen met een brein dat nog lang niet ‘af’ is.

Dat is allemaal wat veel voor een reactie op de Geachte Redactie-pagina. Daarom schreef ik het onderstaande, maar helaas heeft ‘de Volkskrant’ van plaatsing afgezien. Daarom nu alsnog mijn visie erop!














“Het moet niet gekker worden met de aanbidding van kunsttepels. Op de vraag: “Tot welke leeftijd kun je je kind een speen geven?” (Wetenschap, 1 mei) zegt Monique L’Hoir dat de definitieve grens bij de leeftijd van 1 jaar ligt, want “de mondmotoriek begint zich te ontwikkelen.” Wat een schrijnend gebrek aan kennis wordt hier tentoongespreid. De ontwikkeling van de mondmotoriek begint natuurlijk in de baarmoeder. Het duimzuigen daar is niet alleen een reflex, maar vooral broodnodige oefening voor het kind om na de geboorte effectief te kunnen voeden… aan de borst! Het artikel spreekt over een ‘speen’, maar het beschreven product heet in de volksmond ‘fopspeen’. Terecht: het (zoogdier)kind wordt gefopt met siliconen. Wat het écht zoekt, is de moederborst. Een baby vormt de borst in de mond zodanig dat de mondholte is gevuld. Dit geeft een gelijkmatige druk op kaken en gehemelte en zorgt voor een natuurlijke, gezonde vorming van die mondholte. Tevens leidt drinken aan de borst tot een gezonde ontwikkeling van alle mond-, tong- en aangezichtsspieren. Dat is de beste garantie voor goed leren spreken. Als een kind op de leeftijd van twee jaar (zoals de WHO aanbeveelt) nog geregeld een slok aan de borst drinkt, is dat een prima zaak die geen spraakproblemen geeft. Duimen en fopspenen zijn borstsubstituten. En dat de fopspeen tegen wiegendood zou beschermen… De speen valt uit de mond, zegt L’Hoir zelf en wiegendood vindt doorgaans in de vroege ochtend plaats. Borstvoeding is (evidence based!) de beste bescherming tegen SIDS.”