woensdag 18 februari 2015

Context, deel 2

Afgelopen week schreef ik over het feit dat veel (bijna alle?) zaken in het leven highly contextual zijn.
Dat zit soms in heel grote dingen. Zo is de situatie dat er veel ‘economische’ vluchtelingen zijn in Europa, goed te begrijpen in de context van het koloniale verleden van dit continent, waarbij veel van de landen waar die vluchtelingen vandaan komen, economisch werden geplunderd en qua landsgrenzen lukraak werden ‘gecreëerd’. Soms ook zit het in veel kleinere dingen, zaken op individueel niveau. Dat iemand uit z’n vel springt bij het lawaai van vroegtijdig afgestoken vuurwerk, is goed te begrijpen als je weet dat die persoon een oorlogsveteraan is uit een gebied waar veel werd geschoten.

Veel mensen hebben bepaalde gevoeligheden. Zelf kan ik er bijvoorbeeld heel slecht tegen om dingen kwijt te raken of dingen onnodig te zien sneuvelen. Een verloren handschoen (zeer recent nog…), een in scherven gevallen mok met een mooie herinnering, wieldoppen die op onverklaarbare wijze van de auto verdwijnen… ze storen me mateloos. Waar maak ik me zo druk om, zou de gerechtvaardigde vraag kunnen zijn. Mensen verliezen hun hele gezin (door oorlog), hun huis (door een natuurramp), hun baan (door een faillissement), hun zelfrespect (door mishandeling of misbruik), hun partner (door de dood). Wat is dan het belang van een verloren handschoen, beker of wieldop?
Verloren knuffels, reportage van de Volkskrant

Ooit wandelde ik met één van de kinderen naar het winkelcentrum: ik nog in de prille fase van het moederschap, baby in de buggy, knuffeltjes van dochterlief onder het dekentje of in het handje. Voortdurend moest ik opletten of ze niet één van de twee knuffels kwijt was, want die kleine klauwtjes hielden het aapje en het beertje niet aldoor even stevig vast. Op een goed moment ontdekte ik dat het beertje was verdwenen; ik schrok! Ik liep de hele route terug en weer heen en nog een keer terug en nog een keer heen: niet te vinden. Er was inmiddels ook een vuilniswagen voorbijgekomen, dus ik begon te vrezen dat ze het roze beestje hadden opgeraapt en achterin hadden gegooid. Ik kwam er niet achter; het beertje wás weg en blééf weg.* Ik versnelde mijn pas naar huis. Daar aangekomen stelde ik vast dat onderweg ook nog de komkommer die ik had gehaald, door de mazen van de mand onder de buggy was geglipt. Ik belde thuis mijn vader en zijn vrouw en was helemaal in tranen: “Ik heb net lopend boodschappen gedaan en S. heeft haar beertje verloren. Ik heb alles afgezocht, maar niks! En nu ben ik óók nog mijn komkommer kwijt!” Dat was wel echt de druppel, zeg maar, die komkommer… In de jaren erna heb ik er met mijn vaders vrouw af en toe hartelijk om gelachen, om die ‘dramatische gebeurtenis’, waarbij het drama natuurlijk meer mijn reactie betrof dan het verlies zelf. Wat was hier aan de hand?

Ik heb er geregeld over nagedacht, waar mijn ergernis over materieel verlies op was (is?) gebaseerd en ik heb er door de tijd heen diverse contextuele verklaringen voor gevonden:
  • Sociaal: mijn moeder was met veel dingen heel precies; vieze kleren krijgen was niet echt de bedoeling (behalve tijdens schoolreisjes!), dingen kwijt of kapot maken evenmin.
  • Financieel: die precisie had deels wortels in een niet heel royale financiële situatie; wat kapot ging of kwijtraakte en vervangen moest worden, kostte geld dat er niet in overvloed was.
  • Opvoedkundig: de combinatie van deze twee factoren maakte dat het ons als kinderen wel duidelijk werd dat we zuinig moesten zijn op onze spullen en niet te vaak moesten aankomen met het verhaal dat we iets waren verloren.
  • Ideologisch: opgroeiend in een protestants gezin (met calvinistische restanten?) was ‘zuinigheid met vlijt’ een deugd.
  • Persoonlijk: ik ontwikkelde om deze en vast ook nog wel andere redenen een persoonlijkheid waarin het gevoel het precies goed te moeten doen en geen fouten te mogen maken, duidelijk aanwezig was.

En tot slot, misschien wel de belangrijkste reden:
  • Emotioneel: er was veel ziekte en sterfte onder de verwanten van mijn moeders kant en door spanning als gevolg hiervan, gingen er veel familie, veel vreugde en veel veiligheid verloren. Als die emotionele basis wiebelig voelt, wil je niet ook nog andere dingen kwijtraken.
Ik vrees dat ik van een deel van deze aspecten wel wat heb doorgegeven, al zijn ze niet allemaal even slecht. Zuinigheid met vlijt vind ik nog steeds een deugd en is in het kader van duurzaamheid ook zonder meer aan te bevelen.
Een aantal andere dingen is echter wel gebaat bij de nodige relativering. Leg je immers niet enorm veel druk op een kind, als je bij herhaling duidelijk maakt dat dingen niet vies mogen worden, niet stuk mogen gaan, niet kwijt mogen raken? Hoe goed is een kind dan in staat om te spelen, te ontdekken, fouten te maken en daarvan te leren? Gelukkig heb ik een partner gekozen die van bepaalde zaken een wat minder groot probleem maakt dan ik, al zal hij dan weer niet zo geneigd zijn om met een kind dat geregeld dingen verliest en daar zelf ook van baalt, te gaan zitten en samen te onderzoeken: “Heb je de pest in dat je weer iets kwijt bent? Heb je een idee hoe dat komt? Ben je moe? Kunnen we hier samen een oplossing voor verzinnen? Kan ik je helpen met iets?” Minder druk uitoefenen is vaak natuurlijk al een belangrijk begin van verbetering…! Al met al heb ik na een kwart eeuw de indruk dat we elkaar wel aardig hebben aangevuld in onze benadering, maar als altijd: je kunt daarover als ouder eigenlijk niet werkelijk een uitspraak doen. Het eindoordeel over hoe je het er met je kinderen vanaf hebt gebracht, is immers niet aan jou als ouder, maar aan je kind. Die kan dat waarschijnlijk pas veel en veel later zelf goed analyseren. Daarbij is de context van het kind op dat moment van belang en zeker ook het inzicht van het kind in jouw context als ouder destijds. Wat je als ouder of als kind tot stand kunt brengen en hoe goed het lukt om je doelstellingen te bereiken, is immers highly contextual!

De afgelopen weken heb ik onderweg op de fiets door Amsterdam werkelijk tientallen verloren handschoenen gezien en ik moest iedere keer glimlachen: weer zo’n zielige wees, weer een eigenaar die thuiskomt met maar één van de twee handschoenen waarmee ze van huis is gegaan… en mogelijk ook weer iemand die bij zichzelf denkt: “Hè, wat suf nu weer! Waarom heb ik niks gemerkt?” Ik verkeer, kortom, in een groot gezelschap, want bijna iedereen verliest wel eens spullen; de magazijnen van de NS schijnen stampvol te liggen! Dat neemt niet weg dat ik nog graag zou leren me er niet meer zo door geplaagd te voelen. Gelukkig heb ik op de context tegenwoordig meer zicht dan vroeger!


* Het beertje kwam weliswaar nooit meer terug, maar het aapje is in al die jaren niet verloren gegaan, terwijl het altijd overal mee naar toe ging! Overzichtelijker ook, één knuffeltje… gelukkig maar, dat het beertje was kwijtgeraakt… ;-)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten